Hulp vragen is een kunst. Het is geen teken van zwakte maar van kracht. Je neemt zelf de beslissing om iets aan de depressie te gaan doen en de zaak in eigen hand te nemen. Dat doe je bij andere ziektes immers ook.

Hoe moeilijk dat kan zijn, lees je ook in de ervaringsverhalen: “Je kunt beter een gebroken arm hebben” en “Mijn depressies gaan niet vanzelf over”.

Huisarts: de eerste stap

De eerste stap is meestal de huisarts, maar het kan ook de gang naar een maatschappelijk werker zijn. Een goede huisarts dringt niet meteen een behandeling op maar zal in eerste instantie van je willen weten wat de klachten zijn en of er verbanden zijn met andere lichamelijke of psychische aandoeningen. Vervolgens zal de huisarts met je bespreken wat te doen. Dat kost tijd en past niet altijd binnen het reguliere contact op het spreekuur. Daarom zullen ze je soms verwijzen naar de ‘praktijkondersteuner’ (POH-ggz), een functie die in 2007 is ontstaan als aanvulling binnen de huisartsenpraktijk. De huisarts werkt volgens de Multidisciplinaire Richtlijn Depressie, die geldt voor de hulp aan mensen met depressieve klachten. Huisartsen hebben daarop hun eigen ‘Standaard’ gebaseerd: de NHG Standaard Depressie.

De praktijkondersteuner (POH-ggz)

Deze functie is bedacht om meer aandacht te kunnen besteden aan patiënten met psychische of psychosociale problemen. Maar ook om te voorkomen dat de huisarts een patiënt te snel doorstuurt naar een gespecialiseerde hulpverlener, bijvoorbeeld naar een ggz-instelling. De praktijkondersteuner is meestal een psychiatrisch verpleegkundige, psycholoog of iemand die speciaal voor deze functie is opgeleid. Deze heeft wat meer tijd dan de huisarts, kan dieper ingaan op de vragen van de patiënt en kan ook kortdurende behandeling geven. Omdat het een relatief nieuwe functie is, zijn er nog wel verschillen in de manier waarop de praktijkondersteuner te werk gaat. Zo houdt de één het bij gesprekken en biedt de ander ook specifieke activiteiten aan zoals ‘running therapie’.

Doorverwijzen?

De huisarts geeft voorlichting en stelt samen met de patiënt een behandelplan op. Dat zij dat moeten doen, staat in hun beroepsstandaard (NHG Standaard Depressie). Soms zal je ernaar moeten vragen. In het behandelplan hoort te staan wat de patiënt zelf kan doen en – als de klachten aanhouden – welke volgende stappen nodig zijn. Deze kunnen variëren. Er is kortdurende hulp en meer intensieve behandeling mogelijk. Volgens de richtlijn voor depressie is de zorg getrapt (stepped care): eerst komen korte interventies in aanmerking. Als dat onvoldoende helpt, is meer intensieve behandeling nodig. Meestal bestaat die uit praten en/of pillen, dus uit therapie en/of antidepressiva. Soms is opname nodig. De huisarts kan verwijzen naar de volgende instanties voor verdere hulp.

De algemeen maatschappelijk werker

Deze werkt in de zogenaamde eerste lijn, of basis-ggz. Je kunt er ook zonder verwijsbrief terecht. De maatschappelijk werker besteedt veel aandacht aan de alledaagse werkelijkheid, ook aan praktische zaken zoals werk, contacten met anderen of schulden.

De psycholoog

Deze legt wat meer nadruk op het menselijk gedrag. Een verwijsbrief van de huisarts is niet per se nodig, maar de zorgverzekeraar vraagt hier meestal wel om. Na een kennismakingsgesprek, waarin psycholoog en cliënt de klachten bespreken, volgt een behandelplan. Vaak kun je na acht tot tien gesprekken met de psycholoog op eigen kracht weer verder.

De psychiater

Deze is gespecialiseerd in de behandeling van psychische stoornissen. In tegenstelling tot een psycholoog kan een psychiater ook medicijnen voorschrijven.

De ggz-instelling

Hier werken behandelaars van verschillende disciplines, onder andere psychologen en psychiaters. De instelling biedt verschillende vormen van behandeling, bijvoorbeeld psychologische begeleiding en/of meer gespecialiseerde behandeling. Je kunt er algemene hulp krijgen (‘generalistische basis-ggz’) die vergelijkbaar is met eerstelijns hulp; of gespecialiseerde, meer complexe hulp, ambulant of in een kliniek. Er is altijd een verwijsbrief van de huisarts nodig. De behandeling begint meestal niet meteen, maar na een ‘intakeprocedure’. Daarin bekijken hulpverlener en cliënt welke hulp in aanmerking komt. Dat kunnen heel verschillende soorten zijn. Bijvoorbeeld deelname aan specifieke activiteiten zoals mindfulness of running therapie; of een beperkt aantal ‘ondersteunende’ gesprekken, ook wel activerende begeleiding genoemd. Het kunnen ook meer intensieve vormen van psychotherapie zijn of opname in een kliniek.

Zelfmanagement blijft rode draad

Hoe de behandeling ook gaat lopen, ‘zelfmanagement’ is de rode draad. Dit betekent dat je de route naar beterschap in eigen handen houdt. Ook als je terecht komt in het hulpverleningscircuit, blijf je zelf (mede) sturing geven aan het proces. Je zult keuzes moeten maken, dus vraag bij een voorstel van een arts of hulpverlener altijd om toelichting. Om een goede keuze te kunnen maken, is het nodig te weten wat je kunt verwachten, bijvoorbeeld van een bepaalde medicatie of behandeling. Onderdeel van zelfmanagement is het maken van een individueel behandelplan. Dat hoor je, volgens de richtlijn depressie, samen met huisarts of hulpverlener te doen. Zo’n plan moet systematisch, kort, overzichtelijk en praktisch toepasbaar zijn. Het benoemt de onderdelen die voor de behandeling van belang zijn. Ook de risico’s komen aan bod, zoals alcohol- en drugsgebruik en andere voor de behandeling belemmerende factoren. In het plan staat de tijdsperiode en het aantal contacten met de hulpverlener. Wie zich hiertoe niet goed in staat voelt, kan een familielid of andere relatie vragen om te helpen bij het voeren van de regie. Voor mensen met chronische klachten, voor wie herstel aan de orde is, is zelfmanagement het leidend principe om na een behandeling je eigen kwaliteit van leven inhoud te geven.

Inloggen
Back To Top